Lieneke Hulshof: De reis van een mand

Door Lieneke Hulshof

> Voor printable PDF klik hier

Er bestaan voorwerpen die de kracht bezitten je terug te brengen naar een tijd die gepasseerd is. Ik hoef het plastic van een Scoubidou-draadje maar te ruiken of een Nintendo DS open te klappen en ik ben weer tien in de zomer van 2004. Ze fungeren als het Madeleine koekje van Proust. Er doen ook objecten dienst als portaal naar een geschiedenis die ver achter ons ligt. Spullen waar we de wereld nog steeds mee delen, maar waarvan we de oorsprong nooit echt bevragen. Eet met een lepel en waan je in de oude steentijd. Gebruik een rubberen elastiekje en je bent in het Engeland van 1845. Knippen met een schaar brengt je dan weer terug naar het oude Egypte, 3523 jaar geleden om precies te zijn.

Marieke Gelissen presenteert in Van Zijll Langhout in Amsterdam haar nieuwe project A Child in a Cradle. In het midden van de ruimte hangt een sculptuur in mandachtige vorm, gevlochten van wilgentenen, waaraan allerlei geweven banden hangen. Er zijn met gekleurde draden teksten in de banden geweven zoals ‘Tell no one what you have seen’ of ‘the child in the basket that had never spoken one word’. Het interessante aan gevlochten manden is dat ze wereldwijd al duizenden jaren bestaan. Een object dat als een paddenstoel opduikt, dwars door verschillende tijden, landen en culturen heen. Omdat manden altijd gemaakt zijn van natuurlijk materiaal, zijn er weinig oude voorbeelden bewaard gebleven. Maar het vroegste bewijs van een mandenmakerij dateert uit 8000 jaar voor Christus in een Keniaanse grot.

In het midden van de ruimte hangt een sculptuur in mandachtige vorm, gevlochten van wilgentenen, waaraan allerlei geweven banden hangen, met teksten als‘Tell no one what you have seen’ of ‘the child in the basket that had never spoken one word’

De sculptuur van Gelissen kan daadwerkelijk gebruikt worden, dat was voor haar belangrijk. Ze heeft er leren hengsels aan bevestigd zodat de mand gedragen kan worden als een rugzak en aan de zijkant zitten gevlochten handvatten om de korf op te tillen. Toen ze het werk naar de galerie bracht, deed ze dat ook gewoon op haar fiets met de sculptuur op haar rug. Niet dat ze er zelf bij stilstond (het was vooral praktisch), maar fietsend door de stad, maakte haar lichaam bewegingen die men al duizenden jaren maakt. De banden trokken aan haar schouderbladen, het gewicht van de mand wilde haar rug steeds naar achteren halen waardoor zij juist meer kracht moest zetten om voorover te blijven buigen. Zonder al die boeren en arbeiders op het land van eeuwen geleden gekend te hebben, die al sprokkelend turf, aardappels of hout in hun mand lieten glijden, ging Gelissen op die fiets een relatie met hen aan. Ze droegen allemaal een zwaarte op hun rug, een gewicht dat gedragen moest worden.

Toch kent de mand ook een betekenis die verder gaat dan enkel haar functie. In Nederland wordt het ambacht van mandenvlechten nog beheerst in het zuiden van Friesland en het noorden van Drenthe, dat is niet voor niks. In de 19e eeuw werden er in Drenthe door de Nederlandse staat zogeheten kolonies gesticht als vorm van armoedebestrijding. Arme mensen door heel het land werden gedwongen naar deze Koloniën van Weldadigheid te vertrekken met het idee dat ze daar opgeleid zouden worden en zouden werken om daarna ‘verheven’ terug te keren. In realiteit werden ze enorm in hun vrijheid beperkt en mochten ze pas terugkeren als daar toestemming voor werd gegeven wat in veel gevallen niet gebeurde. In deze context werd het ambacht van het mandenvlechten aangeleerd als een mogelijkheid om eigen inkomen te genereren. Het vlechten gaf huishoudens een zekere mate van onafhankelijkheid. Er blijkt aan dat doodgewone, haast banale voorwerp dat we nog steeds in Nederland gebruiken, een geschiedenis te kleven over macht, klasse, armoede, arbeid en land. En zo is het vaker met de mand. Juist omdat het een voorwerp is dat gemaakt wordt van natuurlijk materiaal, heeft de omgeving waarin de mand tot stand komt van oudsher veel invloed op haar verschijningsvorm. En daarmee op haar lokale geschiedenis. Zo zijn er in al die jaren wereldwijd manden gemaakt van wilg, bamboe, riet en lianen en vertellen al die manden iets over de plek waar ze zijn gemaakt en de mensen die ze hebben gedragen.

In de sociale, culturele context van het object, zoals die in Drenthe, is Gelissen geïnteresseerd. Ze vlocht haar sculptuur dan ook samen met de Drentse vlechter Barbara Mahler waardoor ze direct in verbinding stond met die rijke en ook confronterende geschiedenis. Ze las daarnaast tijdens haar onderzoek het boek Basketwork through the ages van H. H. Bobart. Een historisch overzicht met alle bronnen waarin manden worden genoemd. Teksten uit de oudheid, maar ook Bijbelse teksten, mythes en legendes. Al lezend selecteerde ze regels uit het boek, heel secuur totdat er een nieuw gedicht ontstond. Een gedicht dat niet volledig te plaatsen is, maar lijkt te gaan over al die verhalen en tegelijkertijd de lezer stimuleert tot een handeling, zoals de eerste frase luidt: “Buy a cradle for thy child”. Dit zijn de zinnen die geweven zijn met gekleurd garen en hangen aan de sculptuur. Daarnaast heeft ze de geweven teksten ook gefotografeerd en samengebracht in één fotografisch beeld waardoor het hele gedicht duidelijk te lezen is. De fijnzinnige technieken die zijn gebruikt vallen bewust samen met de inhoud van het werk. Zowel weven als vlechten gaan over herhaling, over een handeling die repetitief is en een enorme tijdsinvestering vergt.

In het boek viel het Gelissen daarnaast op dat er veel surrealistische of zwarte verhalen verbonden zijn aan de mand. Zoals de legende dat twee meisjes een tocht terug maken naar huis en daarbij een mandje meekrijgen zo klein als hun duim. Daarin zouden ze ieder genoeg kruimels kunnen bewaren voor de reis. Eenmaal thuis aangekomen veranderde de kleine mandjes in een enorme mand en hun stiefmoeder at zich dood aan het vele eten dat opeens beschikbaar was. Verhalen als deze krijgen een rol in de tentoonstelling. Naast de mandsculptuur hangt er in de hoek een foto van een duim waar een klein mandje op leunt en daar tegenover is deze legende te horen via een koptelefoon.

Gelissen vroeg fijnvlechter Esmé Hofman om een mandje te vlechten, zo klein als haar duim.

De vele referenties die schuilen achter de presentatie van Gelissen doen lijken alsof de basis van dit project de mand zelf was. Alsof Gelissen altijd al een fascinatie heeft gehad voor dit object en toen onderzoek is gaan doen. Het tegenovergestelde blijkt waar te zijn. Ze tekenende een enige jaren geleden een vorm, zomaar een vorm die terug bleef komen. Het was een druipende, hangende gedaante opgetekend uit zwarte potloodlijnen. Toen ze die vorm wilde realiseerde kwam ze uit bij het vlechten van takken, maar van haar eerste pogingen schrok ze ontzettend. In deze sculpturale schetsen, leek het enkel om de takken te gaan. Het materiaal was zo overheersend dat ze de vorm van het object bijna niet meer opmerkte. Door het onderzoek dat Gelissen deed, kwam ze uiteindelijk op het idee van een mand terecht. Ze leerde over het vlechten, het ambacht en later ook over de daaraan verbonden culturele en symbolische geschiedenissen. Het is een opvallende, eigenzinnige manier van werken. Vaak wordt er gedacht dat het proces van kunst maken begint met een uitgekiend plan, met een inhoud die gematerialiseerd moet worden. Gelissen werkte precies andersom. Ze had enkel die vreemde vorm en leerde de betekenis daarvan pas kennen toen ze begon met maken. De vorm bleef min of meer hetzelfde, maar dijde qua betekenis met de tijd meer uit. De sculptuur die nu hangt in het midden van de galerie is symbolisch en functioneel tegelijkertijd. Het is een object geworden dat reist tussen dat wat is geweest en het nu. Zoals eigenlijk alle manden altijd onderweg zijn.


Deze tekst is door Lieneke Hulshof geschreven bij de de expositie A Child in a Cradle van Marieke Gelissen, van 13 mei t/m 18 juni 2023 bij Galerie Van Zijll Langhout in Amsterdam.
Bij de realisatie werkte Marieke Gelissen samen met mandenvlechter Barbara Mahler, bandweefspecialist Marieke Kranenburg, leerbewerker Ilona Prins, fijnvlechter Esmé Hofman en fotograaf Gert Jan van Rooij.
A Child in a Cradle werd mede mogelijk gemaakt door Stichting Niemeijer Fonds, Stichting Stokroos en Fonds Kwadraat. Foto’s: Marieke Gelissen